Volkskrant – Recensie ★★★★☆

Lieke Noorman schrijft op laconieke toon over de geldzorgen van haarzelf en haar familie

★★★★☆
Geld heeft in de familie van Lieke Noorman een hoop brouille en verdriet gebracht. Ze schrijft er, op laconieke toon, een spannend en onderhoudend boek over.

Aleid Truijens 28 juli 2022

De titel is misleidend, en niet per se aantrekkelijk. Bij Gehannes – Oplichters, struisvogels en optimistische sukkels: over geld en familie denk je aan praktische tips over de omgang met geld in de familie. Met erfenissen, huizen, beleggingen, leningen. Hoe voorkom je gesjoemel ermee en ruzie erover? Dat is voor sommigen interessant. Maar dit boek van Lieke Noorman is in de eerste plaats een verhaal over één familie, de hare, waarin ‘gehannes’ met geld een hoop narigheid, brouille en verdriet heeft gebracht, maar ook fascinerende en spannende verhalen.

Misschien heeft Noorman voor zo’n algemene titel gekozen om haar familieverhaal wat op afstand te zetten en zichzelf als verteller alle vrijheid te geven. Zo kon ze voorkomen dat het te zeer háár persoonlijke geschiedenis zou worden. Dat is goed gelukt. Het boek verveelt geen moment. Noorman, journalist, vertelt over haar jeugdherinneringen en over haar leven als dochter en zus, maar heeft tegelijk ook de rol van interviewer, observator en onderzoeker die in de archieven duikt. Ze schrijft het verhaal met ironische distantie op, onderhoudend en laconiek – kijk nou eens, wat een wonderlijke familie heb ik toch – maar intussen zijn de wonden die bij de familieleden zijn geslagen voelbaar.

Het verhaal draait in de eerste plaats om opa Foppe, de vader van Noormans moeder Wil. Als kind zag Lieke hem zelden: opa en oma waren al lang gescheiden. Zij en haar zusje Margot wisten dat hun moeder en oma niet graag over hem spraken. Maar de paar ontmoetingen met hem bleven de meisjes bij. Hun opa was een charmante, knappe man, een grappenmaker die iedereen om zijn vinger wond. Ze kregen van hem niet één maar twee ijsjes.

Opa was een ‘schavuit’ en dat had met geld te maken. Hij had in de jaren dertig van de vorige eeuw geld verduisterd, als administrateur van de Spaarbank, en aan mensen leningen ontfutseld die hij niet had terugbetaald. Naar eigen zeggen om het geld te beleggen en dat later, vermeerderd, weer terug te geven. Maar daarin ging de rechter niet mee: Foppe moest de gevangenis in. Toen hij vrijkwam, nam zijn vrouw hem in genade terug, maar al snel ging hij weer de fout in en hij bedroog haar met allerlei ‘liefjes’. Na de scheiding trouwde hij met een vrouw wier bezit hij erdoorheen joeg, tot zij kordaat besloot zijn financiën te beheren.

Romantische hang naar armoede
Erger dan al het ‘gehannes’ met geld is het grootste geheim over opa Foppe: hij was fout tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij was jarenlang lid van de NSB en werkte voor de nazi’s in Oost-Europa. Die ontdekking hakt erin in bij de kleindochter. Het beeld van de charmante schavuit valt in duigen: ‘Foppe was geen fanatieke nazi, eerder een opportunistische baantjesjager, maar eigenlijk weet ik niet of ik het niet liever andersom had gezien.’

Noorman laat zien hoe bepaald gedrag steeds weer ongewild de familiegeschiedenis insluipt. Haar moeder Wil werd verliefd op een getrouwde man die ze in het geheim ontmoette, maar die voor zijn gezin koos. Ze trouwde met haar tweede keus, een rechtschapen accountant, en kreeg een afkeer van geld. Bezit was in haar ogen ‘diefstal’. Hun dochters, zonder geldzorgen opgegroeid, ontwikkelen een romantische hang naar armoede: liever schrijven op een zolderkamer of, in het geval van Margot, onbetaald toneelspelen, dan een baan met zekerheid en pensioen. Margot maakt, als ze zichzelf volkomen mislukt vindt, een einde aan haar leven. Haar zus Lieke stopt met schrijven, rolt van het ene in het andere slechtbetaalde baantje en moet geld lenen van haar moeder.

Noorman schrijft met zelfspot over haar eigen rare omgang met geld. Ze besluit te beleggen in Braziliaanse teakbomen, een avontuur dat slecht uitpakt. Ze vertelt met vilein plezier hoe de boze beleggers – brave wereldverbeterende babyboomers op wandelschoenen, die arme boeren willen helpen én hun geld willen laten werken – hun woede koelen op de schuldigen. Het zijn grappige beschrijvingen, kundig vervlochten met het verhaal over Foppe. Maar Noorman is ook een van hen. En ze ziet zichzelf, als ze na de dood van haar moeder veel geld erft, tot haar eigen verbazing rondlopen in de wereld van de wealth managers en beleggersfairs. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan.