Interview in De Morgen

Interview in de Vlaamse krant De Morgen.
Te zien via www.demorgen.be

Auteur Lieke Noorman over de grens tussen oplichting en slim beleggen: ‘Er wordt zo veel onzin verkondigd op de beurs’

Een opa die andermans geld vergokte, een mislukte investering in Braziliaanse bomen en een moeder die haar een geldwolf noemde. Auteur Lieke Noorman gooit in haar nieuwe boek al het financiële gestuntel van haar familie op tafel, zodat anderen niet moeten wakker liggen van geld. ‘Ik zou mezelf een slachtoffer kunnen noemen, maar ik ben ook gewoon stom geweest.’

Kelly Van Droogenbroeck 4 juli 2022

Fotografie © Wouter Maeckelberghe

“Kennen jullie in Vlaanderen het woord ‘gehannes’ eigenlijk?” Lieke Noorman (64) schrijft tegenwoordig vooral boeken, maar haar journalistieke nieuwsgierigheid is niet afgenomen. Terwijl de fotograaf en ik ijverig zoeken naar het juiste woord – “stuntelen misschien?” – komt de auteur zelf met een idee. “Misschien is het gewoon iets typisch Nederlands”, oppert ze met een grijns. Om later nog een mopje te maken over het ontstaan van koperdraad: “Twee Nederlanders vochten om een rooie cent.”

Nederlanders en hun spaarzaamheid met geld, het is een beetje cliché. Toch is Noormans nieuwste boek, Gehannes, allesbehalve voorspelbaar. Een opa over wie niemand mocht praten, maar die op een dag de jonge Lieke en haar zus Margot wel op ijsjes trakteert. Een moeder die geen slecht woord over haar vader duldt, maar zich tegelijk haar hele leven verzet tegen “al dat gehannes met geld” waar hij voor stond. En een eigen vader die als accountant dag in, dag uit over beleggingen praat. Je zou voor minder gefascineerd raken door geld.

Het boek springt heen en weer in de tijd, van een jonge Lieke, naar gebeurtenissen van een jaar geleden. U schrijft dat u al lang speelde met het idee voor het boek. Hielden de mogelijke reacties van uw familie u tegen?

Noorman: “Ik ben eigenlijk al 64 jaar bezig met het boek. Achteraf gezien heb ik al sinds mijn kleutertijd een heleboel informatie verzameld.

“Alles wat er over mijn opa Foppe gefluisterd werd, de paar ontmoetingen: in de loop van de jaren hebben zich tal van verhalen in mij genesteld waardoor ik dacht: wat jammer dat ik die opa nooit echt gekend heb. Zo ontstond een fascinatie om hem op de een of andere manier toch te leren kennen.

“Omdat mijn nieuwsgierigheid tot moeilijkheden met de halfzussen van mijn moeder leidde, heb ik het idee voor het boek een tijdje aan de kant gelegd. Maar op aanraden van mijn vrienden, die de verhalen over mijn opa heel interessant vonden, heb ik toch beslist dat ik al die informatie niet in een lade wou laten liggen.”

Al vroeg in het boek blijkt dat opa Foppe in de gevangenis was beland omdat hij zijn positie bij de bank misbruikte en met het geld van anderen gokte op de beurs. U vergelijkt hem met andere beroemde oplichters zoals Anna Sorokin, die haar eigen populaire fictiereeks op Netflix kreeg. Snapt u waarom zo veel mensen oplichtersverhalen boeiend vinden?

“Of het door mijn opa komt, weet ik niet, maar ik heb altijd een soort fascinatie voor oplichters gehad. Oplichters zijn per definitie charmante mensen, anders lukt het niet. Geld of macht is voor hen meestal niet eens het ultieme doel. Wel: een vertrouwensband opbouwen. Ze doen alsof ze in nood zitten en dringend tweeduizend euro nodig hebben, ‘want we zijn toch vrienden?’ Vaak zijn mensen dan ook erg gekwetst als de oplichter hun vertrouwen beschaamt.

“Toch blijven ze de oplichter de hand boven het hoofd houden en geloven ze dat als justitie de oplichter de kans zou geven, die het geld sowieso terug zou proberen te geven. Het is die verhouding tussen oplichter en opgelichte die ik zo fascinerend vind.”

U weet ook hoe het voelt om aan de andere kant te staan. Zelf investeerde u enkele jaren geleden duizenden euro’s in een bedrijf dat Braziliaanse teakbomen plant. Maar de beloofde opbrengst bleef uit. Toch zegt u in het boek dat u zich nooit een slachtoffer gevoeld heeft. Waarom niet?

“Onmiddellijk nadat ik doorhad dat mijn geld weg was, dacht ik: ‘Gelukkig heb ik niemand over mijn investering verteld.’ Maar ook: ‘Ach ja.’

“Toen ik voor het eerst deelnam aan een vergadering van de vereniging voor slachtoffers van de teakhandel, zat ik met een innerlijke worsteling. Enerzijds wist ik dat ik een van hen was, maar anderzijds wilde ik er ook niet bij horen. Ik zou mezelf een slachtoffer kunnen noemen, maar ik ben ook gewoon stom geweest. Ik vond het leuk dat het foldertje van het teakbedrijf op kringlooppapier gedrukt was en dat het woord ‘garantie’ erop stond. Maar achteraf denk je: iedereen kan dat woord ergens op zetten.

“En zijn de mensen van het teakbedrijf echt schurken of gewoon domme zakenlui? Ik ben er diep van overtuigd dat je mensen niet zomaar in hokjes kunt stoppen. Een schurk kan ook mooie kanten hebben.

“Aan de andere kant moet je als verkoper ook niet het koste wat het wil zoveel mogelijk geld proberen binnen te slepen. De verkopers van de teakhandel hebben toen het eigenlijk al slecht ging met het bedrijf erg op mensen ingepraat om nog meer te investeren. Terwijl ze wisten dat mensen dat extra geld ook kwijt zouden kunnen zijn.”

Ondanks die negatieve ervaring bleef u zoeken naar een manier om uw geld te investeren. Maar toen u het belegde op de beurs, nochtans via een goede vriend die er veel over wist, liep het ook fout. Waar is de grens tussen ‘gehannes’ en pure oplichterij?

“Dat is heel moeilijk, want er is geen duidelijke grens. Stel: je hebt afgerekend aan de kassa van de supermarkt en je bent al voorbij de kassa, wanneer je merkt dat er in je kar nog een pakje boter ligt. Ga je dan terug, of niet? Een vriendin van me zei: ‘Natuurlijk ga ik terug.’ En ik dacht: ‘Nee, ik niet.’ Dat is natuurlijk iets anders dan van een persoon stelen. Maar goed, als iedereen iets van de supermarkt steelt, wordt de boter ook duurder.

“Gehannes wordt volgens mij oplichterij als je bewust op pad gaat om anderen een loer te draaien. De vraag is of de mensen die beloven jouw geld op de beurs te beleggen echt geloven dat ze de waarheid in pacht hebben. Ik heb de indruk dat ze wel weten dat ze een enorme gok nemen met het geld van anderen.

“En als er dan toch een kritisch stemmetje is, dat ze zich geruststellen met de gedachte dat ze de ander niet dwingen hun geld aan hen te geven en dat het allemaal wel goed komt. Misschien hoort bij oplichterij ook dat je jezelf kunt bedotten.”

Is het dan voor ‘gewone’ mensen die willen beleggen maar niet voltijds de schommelingen op de beurs in het oog kunnen houden gewoon een kwestie van geluk hebben?

“Ik weet het nog steeds niet. Wat ik er ondertussen van begrijp, is dat als je actief wilt handelen – dus aandelen kopen en verkopen -, het voor het grootste deel van geluk afhangt. Er wordt zo veel onzin verkondigd op de beurs. Mensen die beloven jouw geld goed te kunnen beleggen gebruiken vaak woorden die niemand anders snapt, maar brengen hun betoog met zo veel overtuiging dat je hen toch gelooft. Dat is hun truc om gebakken lucht te verkopen.”

Gaat u door die ervaringen anders met geld om?

“Op het einde van mijn boek beschrijf ik mijn ervaring op een beurs over beleggen. Voor mij was dat een laatste poging om er nog iets van te snappen. Maar op een gegeven moment dacht ik gewoon: ‘Neen, ophouden.’ Het is niet dat ik het niet begrijp: het is gewoon een hoop bullshit.

Fotografie © Wouter Maeckelberghe

“Ik ben niet meer zo veel met geld bezig, omdat ik het ergens heb ondergebracht waar ik hoop dat het goed zit. Een deel heb ik passief belegd, en een ander deel staat gewoon op de spaarrekening. Dat levert niet veel op, maar is wel rustig. En als het niet goed is zo, kan ik er toch niet veel aan doen. Op een bepaald moment ging ik me wel aan mezelf ergeren omdat ik wakker lag van geld. Wat walgelijk. Dat heb ik nu niet meer.”

Is het niet heel normaal om soms wakker te liggen van geld?

“Lig jij daar soms wakker van?”

Ja, sowieso. In uw boek wordt duidelijk dat u die schaamte voor geld meegekregen hebt van thuis.

“Dat is inderdaad een beetje de invloed van mijn moeder. Als je je met geld bezighield, was je veel te burgerlijk en saai in haar ogen. Maar we hoorden eigenlijk zelf tot de burgerlijke klasse. (lacht) Mijn vader verdiende het grootste deel van ons geld, dus ze hoefde er ook niet wakker over te liggen. Dat is natuurlijk een luxepositie. Als je elke dag moet vechten voor je geld, kun je natuurlijk niet zeggen dat geld geen rol speelt. Toch zit er nog steeds iets in mij dat denkt dat het belachelijk is als ik met geld bezig ben.”

Uw moeder beschuldigde u er ooit van een geldwolf te zijn, omdat u iemand inschakelde die kon helpen om de beleggingen van uw overleden vader te beheren. Hoe gaat u om met zulke familieruzies?

“Dat was heel pijnlijk. Ik houd sowieso niet van ruzies, maar na een overlijden gaat me dat altijd nog meer aan het hart. Iedereen zit vol met emotie en voelt zich tekortgedaan. Het gaat dan misschien over wie de ring van mama mag hebben, maar eigenlijk zit daarachter: mama hield meer van jou dan van mij.

“Mensen zouden dat dan eens tegen elkaar moeten roepen, in plaats van het over de bezittingen te hebben. Dan ben je misschien al een stap dichter bij verzoening.”

U hebt altijd de job gedaan waar u zin in had, of dat nu het meeste geld opleverde of niet. Zo bent u, behalve auteur en journalist, ook koffiedame bij een begrafenisondernemer en postbode geweest. Dat gaat nogal in tegen het klassieke maatschappelijke beeld van een succesvolle carrière, waarbij je steeds hogerop moet klimmen binnen dezelfde job.

“Ik had natuurlijk het voordeel dat mijn ouders geld hadden en dat ik geen kinderen heb. En dat ik in Nederland woon, waar je dankzij de sociale dienst nooit echt diep kunt vallen.

“Dat ik als journalist naar de andere kant van de wereld kon gaan, vond ik veel belangrijker dan wat er op mijn bankrekening stond. Geld is een middel om iets te doen. Het oppotten, waar wij Nederlanders zo berucht om zijn, kan ziekelijk zijn. Het is heel treurig als mensen veel geld op de bank hebben voor een leven dat ze nooit durven te leiden.”

U snapt het dus niet als jonge mensen ervoor kiezen de eerste twintig jaar van hun leven zo veel mogelijk te werken en hun spaargeld te beleggen, om tegen hun veertigste met pensioen te gaan? De FIRE-beweging (financial independence, retire early) is ook in Nederland en België steeds populairder.

“Ik ben ervan overtuigd dat je nooit kunt weten of je je veertigste wel haalt. Het lijkt mij een heel rare gedachtegang. Tussen je twintigste en je veertigste ben je juist op veel gebieden op je best. Als je juist die jaren alleen maar werkt, ben je volgens mij de dingen aan het omkeren.

“Ik snap natuurlijk dat die investeringen spannend zijn. Als je dat oprecht leuk vindt, oké, maar als je elke minuut zit te kijken hoe het ermee gaat, wordt het wel heel eng.”

Iemand die klassieke uren werkt en geen beleggingen heeft, moet zich dus geen zorgen maken?

“Die trends komen meestal in golven, dus over vijf jaar is dat waarschijnlijk ook weer weg. En als je toch een belegging doet en die loopt niet zoals je wilt, kun je nog altijd postbode worden of in een geitenboerderij gaan werken. Dat is even goed.

“Al moet je natuurlijk niet op mij afgaan, want ik heb nog steeds geen verstand van geld. En dat ambieer ik ook niet. Ik heb Gehannes niet geschreven omdat geld op zich interessant is, maar omdat ik gefascineerd ben door wat geld doet met mensen.

“Mijn boek laat hopelijk zien dat ‘gehannes’ met geld altijd leidt tot een hoop gedoe tussen mensen. Wat dat betreft had ik geen betere familie kunnen hebben. Drie generaties lang zijn wij een prachtig voorbeeld van onhandig en komisch gestuntel met geld – en met elkaar.”