‘Het is hoogstens het leven dat stom uitdraait’

De Morgen, 3-9-2012
Sara Vandekerckhove

Na de zelfmoord van haar zus Margot zegt Lieke Noorman de journalistiek vaarwel. Opstandig van verdriet rolt ze van de ene job in de andere, tot ze ook in een rouwcentrum belandt. Ze zal er zes jaar lang koffie serveren en schreef er nu het boek Tootje over.

In Tootje beschrijft Lieke Noorman (54) haar eerste stapjes als koffiedame in de uitvaartwereld.Schuchter en voorzichtig gaat ze de confrontatie aan met het eerste lijk.Schoorvoetend waagt ze zich in de aflegkelder. Later maakt ze zelf kisten dicht. Het is in die wereld dat Noorman de confrontatie aangaat met Margot, haar zus die zich in 1999 de polsen doorsneed. Ontroerend zonder zwaarmoedig te zijn, geeft het boek een unieke inkijk in de wereld van bloemstukken, rouwkaartjes en uitvaartleiders.

U maakte een opmerkelijke carrièreswitch. Eind jaren negentig schreef u als journaliste nog reisverhalen en reisboeken. Hoe belandt een ex-journaliste in een rouwcentrum?
Noorman: “Op dat moment was dat onbewust. Na Margots dood kon ik niet meer schrijven. Voor journalistiek moet je echt gepassioneerd zijn. Dat lukt me niet meer. Ik heb toen allerlei jobs gedaan. Zo heb ik op een ecologische boerderij gewerkt, in een museumshop, etcetera. Een vriendin van me werkte in een uitvaartcentrum en dat leek me wel wat. Nu besef ik dat ik de confrontatie wou aangaan met de dood. Die was me zo onverwacht op de nek gesprongen dat ik die nu in de ogen wou kijken. De fascinatie was groot.”

Wist u toen al dat u er een boek over zou schrijven?
“Nee, helemaal niet. Ik wou heel graag over mijn zus schrijven, maar dat lukte me toen nog niet. Ik wist ook helemaal niet in welke vorm ik dat precies zou doen. Ik heb zelfs overwogen om haar verhaal in India of Brazilië te laten afspelen, maar dat sloeg uiteindelijk nergens op. “In het uitvaartcentrum hield ik nauwgezet een dagboek bij. Al die indrukken, dat moest ik gewoon op papier zetten. Toen ik later iets met die dagboekfragmenten wou doen, kwam mijn zus daar ineens bij. Opeens was het heel erg logisch om die periode in het uitvaartcentrum te linken aan Margot.”

Gaan werken in een uitvaartcentrum zeven jaar na de zelfmoord van uw zus: het lijkt wel een vorm van zelfkastijding.
“Het is altijd heel dubbel geweest. ‘Wat loop ik hier in godsnaam te doen?’, vroeg ik me soms af. Anderzijds was ik enorm geboeid door het wereldje. Zeker die hele aflegprocedure. Toen iemand riep dat er ‘beneden een lijk lag te lekken’, wou ik het wel allemaal zien. Hoe komt de overledene zo strak in het pak? Wie heeft zijn stropdas gestrikt? Daar had ik geen benul van. “Toevallig ontmoette ik bij de begrafenis van Margot de man die haar had afgelegd. Hij was ook de chauffeur van de rouwwagen. ‘Vind je dat ik haar haren goed heb gedaan?’, vroeg hij me. Ik was gechoqueerd. Er is een man die haar naakt heeft gezien. Die haar heeft opgetild en die haar haren heeft gekamd. Ergens weet je dat allemaal wel, maar toch was ik van slag.
Dat zinnetje heeft me erg getriggerd.”

Wat was het moeilijkste als koffiedame?
“Vooral het begin was lastig. Ik liep ongelofelijk op eieren. Wou het te perfect doen. ‘Er mag niets fout gaan, ik mag niets verkeerd zeggen’, maalde het door mijn hoofd. Ik besefte heel goed hoe belangrijk die gebeurtenis was voor de familie. Later werd ik rustiger. Het heeft ook weinig zin om helemaal verkrampt rond te lopen. Het is net belangrijk voor die mensen dat je jezelf bent. Soms vinden nabestaanden het heerlijk als je een gewoon praatje met ze maakt. Als er even gelachen mag worden.”

Zeker onder collega’s mag er al eens gelachen worden, zo blijkt uit het boek.
“Oh, ik heb heel veel gelachen. Doordat de dood zo aanwezig is op die plaatsen, worden heel gewone dingen snel absurd. In het begin moest ik daar erg aan wennen. Daar stond opeens de aflegger mee te swingen met de radio terwijl daar een oude naakte dame lag. Ik was gechoqueerd. Maar dan besefte ik: dit is hun werk. Ze doen dit elke dag, jaar in jaar uit. Dan mag de radio wel opstaan.”

De gesprekken tussen de collega’s lijken soms irreëel. Zo hebben enkele uitvaartleiders het op een bepaald moment over hun nieuwe skivest die ze net hebben gekocht, en hoe die in de wastrommel helemaal kapot is gegaan.
“Wie in een uitvaartcentrum werkt is helemaal doordrongen van de dood. Iedereen daar weet maar al te goed dat het op elk moment afgelopen kan zijn. Dan is het inderdaad des te komischer dat zo iemand zich druk maakt om kleinigheden. Maar daar ben je dus mens voor. In het licht van de eeuwigheid zijn die ‘donsklonters’ niets, maar toen was dat voor die man een probleem. “Enkele jaren nadat Margot was gestorven heb ik mijn hele huis heringericht. Er was iets fout gelopen met de kurk die ik op de vloer had gelegd. Daar lag ik dus bijna de hele nacht wakker van. Echt woedend was ik op die kurkleggers, tot ik besefte hoe triviaal dat was. Al hoort het eigenlijk zo. Dat iemand zich druk kan maken om kurken vloeren is eigenlijk heel gezond. In het licht van de dood en van onze sterfelijkheid is alles peanuts, maar we zijn net mensen omdat we ons druk maken over die kleine dingen.”

Het is ook niet leefbaar om constant zwaarmoedig te zijn.
“Precies. Elke dag kwamen er vier tot tien nieuwe overledenen binnen. Je kunt je die niet allemaal persoonlijk aantrekken. Al mag de slinger zeker niet de andere kant uitslaan. Daar betrapte ik mezelf op na enkele jaren in het rouwcentrum: het was iets louter praktisch geworden. Er waren nog wel een aantal overledenen die me bijbleven of nabestaanden waar ik een klik mee had, maar verder was het een routine. Pas op, routine kan iets goeds zijn, het zorgt ervoor dat je beter werk levert. Maar de empathie moet blijven. Toen besefte ik dat dit geen roeping was.”

Ik kan me voorstellen dat niet iedereen bij het uitvaartcentrum even blij was met dit boek. Dat sommige uitvaartleiders de duurste kisten proberen te verpatsen, omdat ze zo een bonus kunnen opstrijken, is op zijnminst confronterend.

“De reacties waren verdeeld, zal ik maar zeggen. Enkele collega’s vonden dat ik te ver was gegaan, anderen hebben me felicitaties gestuurd. “Ik blijf erbij dat ze dat bonussysteem gewoon moeten afschaffen. Je bent niet helder als je een begrafenis moet regelen. Alles gebeurt in een waas en je bent makkelijk beïnvloedbaar. Dan is het verkeerd om iemand dure zaken aan te smeren.”

Als u de begrafenis van een jonge vrouw moet begeleiden, wordt u kwaad. Het meisje heeft net als uw zus zelfmoord gepleegd. ‘Die suïcidale trut daar vooraan in haar kist’, schrijft u. Voor het eerst kan u ook kwaad zijn op uw zus. ‘Ik haat je’, klinkt het even verder.
“Het heeft lang geduurd eer ik die woorden op papier kreeg. ‘Mag ik dat wel zeggen?’, vroeg ik me af. Maar het is de waarheid: ik haat haar. Het is niet de hele waarheid, maar het is een deel ervan. ‘Ik mis je’, ‘Ik hou van je’, die uitspraken zijn even waar, maar ik ben ook boos. ‘Ik ben godverdomme ook zielig!’, bedacht ik toen ik die volle kerk voor dat ander meisje zag. “Al die vrienden en vriendinnen moesten nu verder zonder haar, omdat zij ervoor koos uit het leven te stappen. Zo was het bij Margot ook. Haar dood stortte iedereen in een draaikolk van schuldgevoelens, schaamte en verdriet. Terwijl niemand schuldig is. Het is hoogstens het leven dat af en toe stom uitdraait.”

Is het schuldgevoel helemaal weg?
“Bijna. Soms, heel soms, steekt het nog eens de kop op. Dan overvalt het me plotseling. Veel minder dan vroeger wel. Toen zat ik de hele dag te bedenken wat ik ooit verkeerd had gezegd of gedaan. Wat ik had kunnen doen om haar zelfmoord te vermijden. Bijna pretentieus is het, want zoveel invloed had ik helemaal niet op haar. Het is hoogmoedig om te denken dat ik het had kunnen voorkomen.”

Was het in het rouwcentrum dat u de dood van uw zus een plaats hebt kunnen geven?
“Door daar te werken en ook door erover te schrijven, heb ik mijn zus teruggekregen. Ik kan me opnieuw de leuke tijden herinneren. Niet alleen maar die laatste maanden toen ze depressief en ellendig was. Niet alleen maar die zelfmoord. We zijn veertig jaar zussen geweest. Zodra ik mijn oogjes open deed, was Margot daar. Nu heb ik voldoende afstand kunnen nemen om aan haar te denken. Ik kan weer genieten.”

Tootje van Lieke Noorman verscheen bij Nijgh en Van Ditmar, 240 p., 17,5 euro.

Wie is Lieke Noorman?

Journalistiek
Lieke Noorman werkte jarenlang als journaliste voor onder andere Vrij Nederland, de Volkskrant en NRC Handelsblad.

Theater
Ze portretteerde voornamelijk aanstormende en gevestigde beroemdheden uit het culturele leven, in hoofdzaak uit de theaterwereld.

Reisreportages
Daarnaast schreef ze reisreportages: over Indonesië, Maleisië, de Verenigde Staten, Australië en bovenal Brazilië. Over haar belevenissen in het Braziliaanse oerwoud schreef ze het boek Ankerplaats Amazone. Daarover schreef De Morgen: “Noorman heeft een trefzekere pen en staat graag stil bij betekenisvolle details. Hoewel ze op gezette tijden vlijmscherp uit de hoek komt, ademt haar hele bundel liefde voor en mededogen met de Amazone-bewoners.”

Radio
In ’99 verliet Noorman de journalistiek, maar sinds 2009 verschijnen er opnieuw artikels, radioreportages van haar hand, onder meer voor Het spoor terug en Villa VPRO van de VPRO. (LDW)